Ga naar de inhoud

Interview Stefan Popa

Stefan Popa

Naar aanleiding van Stefan Popa’s nieuwste roman – een komedie getiteld ‘De Verovering van Vlaanderen’ -, sprak Merlyn van Dobben met hem. Over Nederland, Vlaanderen, nationalisme en sjalommekes.

Ik ontmoet Stefan Popa in hartje Utrecht. Op een brug over de Oudegracht, vlakbij de locatie waar ik het afgelopen jaar lessen in het schrijven van hem kreeg. Popa is auteur van drie romans: ‘Verdwenen Grenzen’ (2014), ‘A27’ (2015) en ‘De Verovering van Vlaanderen’ (2016). Hij is het product van een Nederlands-Roemeense kruisbestuiving, vandaar zijn bijzondere achternaam. ‘Popa’ (dat ‘priester’ betekent) is in Roemenië echter net zo bijzonder als ‘Jansen’ hier.

Geboren in Vleuten is hij voor zijn debuut naar Roemenië afgereisd om zijn roots te leren kennen. Een ‘zowel privé als zakelijk onderzoek,’ zoals hij het zelf noemt, al is ‘Verdwenen Grenzen’ allerminst biografisch.

Op wat minieme elementen uit het leven van zijn Roemeense vader na, is het boek pure fictie. Maar wel een boek dat geschreven moest worden. Door Popa’s zelfonderzoek had het verhaal meer noodzaak dan alles wat hij ervoor op papier had gezet. En dat bleek de sleutel tot een bescheiden doorbraak in de literaire wereld.

De Verovering van Vlaanderen

Nu is daar ‘De Verovering van Vlaanderen,’ zijn beste pennenvrucht tot nu toe. Een komische vertelling van ene Alco van Puffelen die, gewapend met niet veel meer dan een ontoombare woordenschat, een poging onderneemt om Nederland en België te verenigen. Ik vraag Popa naar zijn meest recente roman, waarmee de rollen voor even zijn omgedraaid. Nu stel ik de vragen.

Je hebt een behoorlijke productie, met een boek per jaar.
Ha! Dat lijkt maar zo. Over mijn debuut ‘Verdwenen Grenzen’ heb ik drie jaar gedaan. Maar voordat zo’n boek uitkomt, gaat de uitgever nog allerlei dingen doen waar ik geen verstand van heb en geen oog op heb. Boekomslagen, redactierondes. Dus ik was bij verschijnen al aan mijn tweede boek bezig: ‘A27’. Daar heb ik anderhalf jaar over gedaan – het is ook maar een dun boekje – en over ‘De Verovering van Vlaanderen’ twee jaar. Ik kan nu al zeggen, en dit is een primeurtje: in 2017 komt er geen nieuw boek.

Maar je bent wel al bezig?
Ik ben stiekem net begonnen, ja.

Heb je een bepaald aantal woorden per dag dat je verplicht moet schrijven van jezelf?
Vijfhonderd. Meestal zijn de eerste vierhonderdvijftig heel zwaar, maar dan kom ik in een flow. Het is geen klad, het moeten vijfhonderd goede woorden zijn. De basis moet staan. In het geval van ‘De Verovering van Vlaanderen’ had ik de eerste versie na een jaar en vier maanden af. Dan nog zeven maanden herschrijven, omslagen kiezen, promotie en dat soort dingetjes, en toen kon ‘ie naar de drukker. Een week voordat de drukker aan het werk kon, heb ik zelfs nog tienduizend woorden geschrapt. Achteraf gezien was dat best riskant, maar het einde van het boek moest echt scherper.

Je boeken zijn erg verschillend van toon. Wordt de volgende weer totaal anders?
Niet totaal anders. Het plan is om alles samen te voegen. ‘Verdwenen Grenzen’ was een traditionele roman en heel romantisch, groots opgezet. ‘A27’ was heel modern. Kort. En een stuk beter geschreven ook. ‘De Verovering van Vlaanderen’ was een poging om heel veel humor in een roman te gooien en te kijken wat er gebeurt.

Eind vorig jaar kwam ‘De Verovering van Vlaanderen’ uit. Wordt het boek goed opgepikt?
Nog niet echt, dat is wel jammer. Je moet het toch van de eerste maanden hebben. Nou is de herfst een hele akelige tijd om uit te komen, want je ziet dan allemaal grote schrijvers die met een boek komen. Het stikt van de goede, nieuwe boeken. Daar moet jij je dan, als schrijver met een kleine naam, proberen tussen te wurmen.

Met een komedie.
Ja, ook nog. Met een verhaal over iemand die Vlaanderen gaat veroveren; dat is eigenlijk heel raar. Nou was ’t voor een klein publiek bedoeld, maar dat wordt nu misschien nog kleiner dan ik dacht, haha. Ach, het boek is pas uit. Misschien wil ik gewoon te snel.

Het boek is een feest van de taal, vind ik. Heel kleurrijk. In elke twee zinnen staan drie grappige vondsten.
Dank je. Het is een eerbetoon aan de taal, het Nederlands, Vlaams. En aan beide culturen die mooi samenkomen in het verhaal.

Waar kwam het idee vandaan?
Ik wilde iets komisch schrijven, en de eerste drie, vier pagina’s had ik al. Een lang betoog tegen de – heel oneerbiedig – standaard romannetjes die je altijd leest. Over Amsterdam, waar gefeest, gesnoven en gedronken wordt, en aan het eind gaat het heel goed of juist heel slecht met het personage. Dan denk ik altijd: wat heb ik nou precies gelezen? Mijn plan was om totaal iets anders te gaan doen.

Het is eigenlijk een relaas over nationalisme. Dat speelde al toen ik ermee begon en nu komt dat langzaam tot een hoogtepunt. Met dat nationalisme ga ik in het boek aan de haal, zou je kunnen zeggen. Alco, de hoofdpersoon, laat zien dat het slechts een kwestie van perspectief is. Dat was eigenlijk mijn doel.

Er zitten bij Alco een paar schroefjes los.
Hij is een beetje raar, maar wel op een leuke manier. Welbespraakt. Don Quichot-achtig. Hij is een heer van stand, en zo gedraagt hij zich ook. Ik vind het mooi als je met veel volzinnen kunt spreken. Je hebt van die mensen die dat goed kunnen. Tommy Wieringa is er zo een. Adriaan van Dis ook. Mij lukt het alleen achter mijn toetsenbord.

Wat ik een erg leuke uitdrukking vond in het boek is de (geheime) groet ‘sjalommekes’. Zelf verzonnen?
Nee, die bestaat echt. Het wordt niet veel gebruikt, maar het is echt Antwerps. Er zit daar een Joodse gemeenschap, daar komt het vandaan. De kans dat iemand het tegen je zegt is alleen niet zo groot. Ik vind het zelf een heel mooi woord. Eigenlijk zouden we dat moeten herintroduceren. In plaats van dag of doei, sjalommekes.

In hoeverre heb je zelf de reis die Alco door Vlaanderen maakt afgelegd?
Compleet. Ik heb alle locaties bekeken, en als je gespitst bent op details ga je hele rare dingen zien. Antwerpen, Gent, Brugge, Frans-Vlaanderen – wat overigens een prachtige streek is -, ik ben overal geweest.

Dan komen we bij het enige dat ik mis in het boek: een routekaart.
Ja! Dat wilde ik ook heel graag. Zo’n Tolkien-achtig kaartje met illustraties erin, maar de uitgeverij wilde dat niet. Maar dat vind ik een heel goed punt, dat zou het helemaal af maken. Wie weet, bij een tweede druk…

Het boek wordt nog niet door veel kranten en tijdschriften opgepikt, maar hoe zit het met de filmrechten? Ik zie de komedie – uiteraard een Nederlands-Vlaamse coproductie – al voor me.
Dat hoor ik vaker inderdaad. Mijn agent had het over een theaterstuk, maar ik zie een film beter voor me. Dat lijkt me wel wat, hoewel boekverfilmingen heel erg kunnen mislukken. Maar ja, hoe krijg je dat idee bij iemand uit de filmwereld? Geen idee, maar ik hou me aanbevolen. Dan wil ik wel een cameo. Als zwerver in een hoekje, ergens.

Als laatste nog twee korte vragen: wat is het mooiste woord in de Nederlandse taal?
Zullen we ‘sjalommekes’ doen? Dat is wel leuk.

En het lelijkste woord?
‘Keurig.’ Ik zeg dat zo veel de laatste tijd. En dan zeg ik het ook een beetje op z’n Goois, wat het nog erger maakt. Ik kan er niets aan doen, ik zeg het minstens vier keer per dag. Heel vervelend. Ik weet niet hoe ik eraan kom, en ook niet hoe ik er weer afkom.